Herinneringsteken voor de Ridders van de Gulden Spoor

Het Herinneringsteken voor de Ridders van de Gulden Spoor (Duits: Erinnerungszeichen für die Ritter vom Goldenen Sporn) werd op 10 april 1918 officieel door Karel van Oostenrijk, apostolisch koning van Hongarije ingesteld. Het Herinneringsteken, het mocht beslist geen ridderorde van de Hongaarse Kroon zijn, werd aan de 47 ridders van de Gulden Spoor toegekend die op 30 december 1916, de dag van de kroning van Karel I van Oostenrijk tot Karel IV van Hongarije, in Ofen waren geridderd.

Versiersel

In 1917 werd er voor het eerst een voorstel tot het instellen van een "ordeteken" aan de keizer en koning voorgelegd. Daarover was sinds 1792 aangedrongen maar de opeenvolgende koningen hadder er van afgezien. Karel I ging akkoord en het overkoepelende "k. und k. Ministerium des kaiserlichen und königlichen Hauses und des Äußern" ging aan het werk. Omdat Oostenrijk en Hongarije in een Dubbelmonarchie verenigd waren moest dit ministerie dat beide de affaires van beide staten waarnam met een voorstel komen. Ook nu bleek de politieke verlamming van de in verval geraakte Donaumonarchie, Oostenrijk en Hongarije konden het over de kostenverdeling, meestal droeg Hongarije 36,4% van de kosten,[1] niet eens worden. Pas in december 1917 kwam men tot het compromis om de kosten ten laste van het Hongaarse kroningsbudget te laten vallen.

Prof. Joseph Hoffmann had in de tussentijd aan een ereteken gewerkt en de eerste schets werd in juni 1917 aan de voor dergelijke ontwerpen verantwoordelijke sectiechef baron Rhemen voorgelegd. De bureaucraat gelastte dat een krans van olijfbladeren moest worden toegevoegd. In het uiteindelijk goedgekeurde ontwerp werd deze krans weer weggelaten.

Op 21 april 1918 werden de statuten van het Herinneringsteken voor de Ridders van de Gulden Spoor in het Amtsblatt officieel bekendgemaakt. De statuten voorzien "evenals in het verleden" niet in een maximaal aantal ridders, ze laten de apostolisch koning ook de vrijheid om later meer ridders van de Gulden Spoor te benoemen die zich voor de kroning of voor koning en staat verdienstelijk hadden gemaakt. Bij de kroning zouden 50 ridders de ridderslag ontvangen, door ziekte of vervoersproblemen ontbraken drie van de kandidaten. De statuten gaan op hun positie en rechten niet in.

  1. Günther Kronenbitter: Krieg im Frieden. Die Führung der k.u.k. Armee und die Großmachtpolitik Österreich-Ungarns 1906–1914. Verlag Oldenbourg, München 2003, ISBN 3-486-56700-4, p. 150

From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by Tubidy